Beleidsdoel | 1.1. De ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen is in goede balans met de Utrechtse kwaliteiten |
---|
Op 1 januari 2022 treedt volgens de huidige inzichten de Omgevingswet in werking. Vanaf dat moment werken we met een nieuw instrumentarium, (ver)nieuw(d)e werkprocessen en deels andere en nieuwe taken. De impact van deze nieuwe wetgeving op de organisatie is groot. Afgelopen jaren is de organisatie hierop voorbereid met inzet van het programma Omgevingswet. Onze ambities zijn groot, zowel inhoudelijk als ook over onze manier van werken. Dit is onder andere vastgelegd in de Omgevingsvisie waar we sinds 1 april 2021 mee werken.
Om als organisatie te kunnen werken met de instrumenten van de Omgevingswet,in de geest van de Omgevingswet en met de ambities uit de Omgevingsvisie zullen we in onze organisatie moeten investeren. Voor de organisatie breed is in beeld gebracht wat de nu bekende consequenties zijn van het werken met de Omgevingswet.
Ten eerste gaat het om nieuwe taken die nu niet belegd zijn. Hiervoor is structurele ruimte nodig in formatie en materiële budgetten. Daarnaast gaat het ook gaan om tijdelijk budget en fte gedurende de startjaren. Hieronder lichten we de veranderingen toe aan de hand van vijf taakvelden:
- Het coördinatiepunt Omgevingsbeleid (+ 3 fte structureel);
- Het coördinatiepunt gemeentelijke ruimtelijke visies, plannen en initiatieven (+ 3 fte structureel en 4 fte incidenteel);
- Capaciteit voor transitie vergunningverlening (+ 2,5 fte structureel en 2 fte incidenteel);
- Capaciteit voor advisering en vergunningsverlening natuur, erfgoed, water en bodem (+ 1 fte structureel);
- Digitaal stelsel omgevingswet (+3 fte structureel);
- Overige transitiekosten
Ad a. Coördinatiepunt Omgevingsbeleid
Het instrument structuurvisie is vervangen door de Omgevingsvisie. De Provinciaal Ruimtelijke Verordening is tezamen met andere regels en verordening vervangen door de interim Omgevingsverordening en op 1 januari 2022 de Omgevingsverordening. En daarnaast het nieuwe instrument Programma, waarin we vastleggen hoe we uitvoering gaan geven aan de doelen uit de visie. De samenhang van de nieuwe instrumenten, de integraliteit is daarmee groter. Het vraagt een investering om hier op een juiste wijze uitvoering aan te geven.
De coördinatie van de programma’s onder de paraplu van de omgevingsvisie is een nieuwe taak. Het grip krijgen op het aantal programma’s en de samenhang is een intern sturingsvraagstuk.
Monitoring van de beleidsdoelen is een (deels) nieuwe verplichting. We gaan veel consequenter een beleidscyclus van uitvoering en monitoring volgen, waarmee het actualiseringstempo van de verordening omhoog gaat. De manier waarop we komen tot onze kaders verandert ook. Bijvoorbeeld met het programma Regionaal Programmeren Wonen-Werken. In plaats van top-down, is dit een meer gezamenlijk proces met gemeenten en regio’s dat we bovendien jaarlijks gaan doen.
Om dit te kunnen waarmaken dient te worden geïnvesteerd in de beleidscapaciteit bij het werkveld Strategische Ruimtelijke Ontwikkeling. Hiervoor is structureel 3fte benodigd. Daarnaast is structureel € 100.000 nodig om de verplichte MER-procedure te kunnen doorlopen bij het jaarlijks actualiseren van de verordening.
Ad b. Het coördinatiepunt gemeentelijke ruimtelijke visies, plannen en initiatieven.
De werkwijze, provinciale rol en instrumentarium bij de ruimtelijke plannen van gemeenten veranderen ingrijpend. Kader vormen de nieuwe instructieregels in de omgevingsverordening. Om te beginnen hebben gemeentelijke omgevingsvisies, omgevingsplannen en omgevingsvergunningen een veel bredere reikwijdte dan structuurvisies, bestemmingsplannen. Belangrijker nog is dat de manier van werken sterk verandert: samenwerken als 1 overheid staat voorop, met als insteek “ja, hoe”. Voor die beide opgaven is een coördinatiepunt gemeentelijke omgevingsplannen/ initiatieven nodig, die op structurele basis het proces voor slagvaardige integrale afweging organiseert (vgl. de incidentele PRIP waar we nu mee experimenteren). Deze rol hangt nauw samen met de bredere organisatieontwikkeling gericht op het aanpassen van de manier van werken. Ook is extra inzet nodig op de advisering op omgevingsrecht en omgevingskwaliteit. Hiervoor is in totaal structureel 3 fte nodig.
Voor de transitiefase is daarnaast tijdelijk extra inhoudelijke inzet nodig om gemeentelijke plannen met de nieuwe wettelijke procedures en werkwijze te begeleiden. Dit vraagt 2 fte tijdelijk in 2022.
Het verbinden van gemeentelijke plannen aan provinciale opgaven wordt veel belangrijker. Om dat te verzilveren in gebiedsontwikkeling is extra capaciteit nodig. Voorgesteld wordt in 2022 tijdelijk 2 fte in te zetten, en daarna in samenhang met de totale organisatieontwikkeling structurele keuzes te maken. Ook dit hangt samen met de bredere organisatieontwikkeling gericht op het aanpassen van de manier van werken.
Ad c. Capaciteit voor transitie vergunningverlening
Bij vergunningverlening is een forse verkorting van de proceduretijd aan de orde (14 weken). Dit terwijl de huidige termijn van 20 weken niet eens gerealiseerd wordt. Indien de termijn niet wordt gehaald is de wettelijke dwangsom van toepassing, dit is een financieel risico voor het bevoegd gezag. Het verkorten van termijnen ten opzichte van de oude situatie heeft consequenties voor de werkwijze bij het werkveld Vergunningverlening Natuur. Dat zit hem ook in de samenwerking met andere overheden. Deze nieuwe werkwijze past niet binnen de huidige formatieruimte, hiervoor is tijdelijk in de eerste twee jaar (2022 en 2023) 2 fte nodig. Daarnaast is structureel capaciteit nodig om op basis van de Omgevingswet al tijdens de planfase te adviseren over de Wet natuurbescherming. Dit is een nieuwe structurele taak waarvoor 1,5 fte nodig is.
Daarnaast is in het eerste jaar nog € 100.000 nodig voor het opstellen van de toepasbare regels. Door deze op te stellen verbeteren we de dienstverlening aan initiatiefnemers. Daarmee geven we invulling aan de doelen en afspraken die landelijk zijn gemaakt. Voor de samenwerking in de regio op het gebied van Vergunningen, toezicht en handhaving zijn gesprekken gaande met gemeenten in de regio. Met de invoering van de Omgevingswet zullen de werkprocessen worden geïmplementeerd en geëvalueerd en wordt afstemming in de regio hierover een structurele taak. Wij willen daarom de tijdelijke inhuur omzetten naar een vaste 1 fte voor VTH en de regionale samenwerking.
Ad d. Capaciteit voor transitie advisering en vergunningverlening natuur, erfgoed, water en bodem
De provincie heeft een aanzienlijke taak op het gebied van natuurwetgeving. Ook in de advisering vanuit het werkveld natuur bij RO-plannen en rond vergunningverlening is een transitie aan de orde. Advisering zit straks veel meer aan het begin van het proces. Deels vervangt dit bestaand werk, maar de werkwijze is anders. Ook hier geldt dat tijdens de transitie naar nieuwe wetgeving extra capaciteit nodig is. Bovendien is extra inzet benodigd op het opnemen van de weidevogelkerngebieden, de NNN-begrenzing in de omgevingsverordening en de monitoring van de uitwerking. Hiervoor is in ieder geval in 2022 en in 2023 € 200.000 nodig. In de loop van 2022 wordt duidelijk of dit afdoende is.
Hetzelfde geldt voor expertise op het gebied van erfgoed. Ook op dit werkveld gaat door de nieuwe werkwijze de werklast omhoog, omdat gevraagd wordt vroegtijdig te adviseren en mee te denken aan de inpasbaarheid. Naast een al doorgevoerde verschuiving van inzet is nog één extra fte nodig. De grote druk op de ruimte en (lopende) UNESCO-aanvragen spelen hierbij ook een rol.
Ad e. Digitaal Stelsel Omgevingswet
In verband met de invoering van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) worden onze wettelijke taken rond digitale informatievoorziening uitgebreid. Het gaat hierbij onder andere om het objectgericht opstellen en wijzigen van omgevingswetbesluiten en toepasbare regels, het coördineren van de digitale samenhang tussen omgevingswetbesluiten en dienstverlening, het werken met hogere eisen aan de kwaliteit van ons datamanagement, de informatie-uitwisseling tussen het DSO en Squit, het vergroten van de beschikbaarheid van informatieproducten, en het integraler monitoren van onze doelen met data-systemen. Dit vraagt een investering van 3 fte in de capaciteit van het werkveld GIS. Structureel is € 345.000 benodigd.
Ook moeten de systemen die we nu hebben bij GIS een upgrade krijgen die het mogelijk maakt om gegevens makkelijker uit te wisselen. Dit is van belang voor bijvoorbeeld het inwinnen, analyseren en monitoren van gemeentelijke woningbouwgegevens maar kan ook ingezet worden in participatietrajecten. Deze upgrade van de software kost structureel € 50.000 aan abonnementskosten.
Daarnaast zijn er structureel materiele kosten en beheerskosten gekoppeld aan het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt de provincie mede-eigenaar van het Digitaal Stelsel Omgevingswet en de informatiehuizen natuur en externe veiligheid. Daarvoor leveren we als provincie een jaarlijkse bijdrage aan de beheerskosten.
Ad f Overige transitiekosten
Het programma Omgevingswet eindigt normaal gesproken per 1 januari 2022, de beoogde datum van inwerkingtreding van de wet. De transitie binnen onze organisatie is dan nog niet klaar. De kosten van de transitie lopen in 2022 gedeeltelijk door. Voor 2022 is er daarom het verzoek € 300.000 beschikbaar te stellen. Daarmee kunnen we de openstaande acties en werkzaamheden t.b.v. de transitie periode voltooien. Er wordt op dit moment een risico-inventarisatie uitgevoerd om vast te stellen in welke facetten van de provinciale dienstverlening risico’s bestaan en welke materiele en personele inzet daarvoor nodig is. Bij de programmabegroting zullen we dit overzicht nader concretiseren.
Leges milieuvergunningen
Met de invoering van de Omgevingswet wordt het mogelijk om leges te gaan heffen op milieuvergunningen. Deze leges zijn bedoeld ter dekking van de kosten van vergunningverlening en toezicht. De RUD heeft een voorlopige inschatting gemaakt van de baten hiervan, deze bedraagt circa € 400.000. Omdat de RUD hier een groot voorbehoud bij maakt, schatten we deze voorzichtig in op € 350.000. Op het moment dat meer duidelijk is over de prognose, zal dit worden bijgesteld.